Emil loopt over de brug naar het kasteel en zoekt naar een jaartal.
„Ik heb het antwoord gevonden!“, roept hij plotseling. Ik ga naar hem toe.
„Kom, er zijn nog andere raadsels op te lossen“, zeg ik opgewonden. In het hof staan we meteen stil als we een klein meisje zien dat gehurkt zit.
„Hallo! Wat ben jij aan het doen?“, vraagt Emil nieuwsgierig.
„Ik ben onkruid aan het wieden“, legt het meisje verlegen uit. „En daarna moet ik snel naar de ridderzaal, want daar moet ik de vloer nog boenen“.
Emil en ik begrijpen niet precies wat ze bedoelt.
„Je moet de ridderzaal boenen?“, vraag ik voorzichtig.
„Ja, inderdaad!“, zegt ze, „zoals elk kind in de middeleeuwen. Dieren voeren, water uit de put halen, wasgoed wassen, op de kleine kinderen passen…Moeten jullie dat dan niet?“
Emil en ik kijken elkaar aan. Dan antwoord ik: „Nee, wij moeten hooguit ons bed opmaken of papa helpen bij de afwas.“
„Dan hebben jullie geluk“, zucht het meisje. „En wat doen jullie hier in Koerich?“
„Wij zoeken de sleutel voor een geheimzinnige schatkist! Daarvoor moeten wij raadsels oplossen. De antwoorden vinden wij in het kasteel.“ legt Emil opgewonden uit en hij laat het meisje het briefje zien. Ze heet Anna.
„Hé, dat is leuk! Ik ken het kasteel heel goed. Kan ik jullie helpen?“
„Graag!“, zeggen we blij.
Samen bekijken we het kasteel en we lossen de ene na de andere vraag op. We gaan zitten in het wachtershuisje, lopen over hoge ijzeren loopbruggen en trappen, kijken van bovenaf in de donkere heksentoren en bezoeken de duistere, kille kelder. Daarna hebben we honger. We gaan weer samen op het bankje voor het kasteel zitten en eten onze picknick op.
De kerkklokken van de mooie kerk luiden. De kerk staat achter het kasteel, op een heuvel. Emil en ik draaien ons om en luisteren.
„Hartelijk dank voor je hulp en al je uitleg“, zeggen we om Anna te bedanken. Maar als we ons omdraaien, is Anna plotseling verdwenen.